Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0080

Datum uitspraak2002-03-11
Datum gepubliceerd2002-03-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-002132-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-002132-01 datum uitspraak 11 maart 2002 tegenspraak Verkort arrest van het Gerechtshof te Amsterdam gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 13 juni 2001 in de strafzaak onder parketnummer 16/022020-00 tegen R. geboren (…), wonende te (…), thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting (…). Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 31 oktober 2000 en - na tussenvonnis van 14 november 2000 - van 12 december 2000 en 30 mei 2001 en in hoger beroep van 25 februari 2002. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. De tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaar-ding. Van de dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen. Het vonnis waarvan beroep Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het zich daarmee niet verenigt. De bewezenverklaring Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De vordering tot schadevergoeding B., wonende te (…), heeft zich als benadeelde partij in deze strafzaak gevoegd en een vordering van geleden schade tot een bedrag van ƒ 3000,- ingediend. Nu verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken zal het hof de benadeelde partij in haar vordering tegen verdachte niet-ontvankelijk verklaren. De beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tegen verdachte. Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op. Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechts-hof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Haentjens, Den Ottolander en Wiarda, in tegen-woordig-heid van mr. Smeenk als grif-fier, en is uitge-spro-ken op de open-bare terecht-zit-ting van dit ge-rechtshof van 11 maart 2002. Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.